22 nov Het onderwijs zal creatief zijn, of het zal niet zijn!
Deze week postte ik op Facebook een bericht over onderwijs. Over het nieuw op te richten vak ‘taalkundige, rekenkundige en biologische vorming‘. Mijn bedoeling was om door middel van een analogie de absurditeit van het gedrocht ‘maatschappelijke, economische en artistieke vorming‘ aan te klagen, een vak dat in het katholieke net in de steigers staat. Ik kreeg zeer veel reacties, en ook zeer gemengde reacties. Zo gemengd, dat ik dieper op dit onderwerp wil ingaan.
Toen
Ik wil je graag meenemen terug in te tijd. Ik wil je meenemen naar de tijd waarin een jonge Ledenaar na zijn schooltijd op zoek ging naar werk. Dat was meestal in de streek, waarbij de concurrentie beperkt bleef tot een paar dorpsgenoten, en eventueel iemand van Serskamp of Erpe. De alternatieven waren Gent (Volvo) of Brussel (een of ander ministerie).
Nu
Vandaag zwermen onze jongeren uit. Naar alle windstreken van België en naar het buitenland. Maar de concurrentie is ook fors toegenomen. Iedere jongere die vandaag afstudeert, komt terecht in een mondiale economie, waarin hij/zij moet concurreren met 1.000 Chinezen, 500 Indiërs, 300 Russen en 200 Brazilianen. En die concurrenten zijn meestal bereid om harder te werken, voor minder geld.
Dat wil niet zeggen dat onze jongeren lui en op geld belust zijn. Dat wil enkel zeggen, dat (voornamelijk) de vakbonden er de afgelopen decennia in geslaagd zijn, om aanvaardbare werkomstandigheden en een aanvaardbaar loon te bewerkstelligen, voor de mensen die werken. Voor ons een evidentie, maar op zeer veel plekken in de wereld is dat absoluut niet het geval.
De toekomst
Het grote risico waar wij voor staan, is dat we al wat we bereikten op de helling zetten, vanuit een verkeerd begrepen mondiale concurrentiestrijd. Wij moeten geen concurrentiestrijd aangaan met de wapens van andere economieën. Wij moeten de strijd aangaan met wat ons uniek maakt.
Daarvoor moeten we terug naar de essentie van ons onderwijs: ‘Wat willen we onze jongeren leren, zodat zij de concurrentiestrijd kunnen aangaan? Welke unieke attitudes en vaardigheden kunnen wij ze meegeven? Vaardigheden die al die Chinezen, al die Indiërs en al die Russen en Brazilianen niet hebben? En dan komen we al snel bij creativiteit en kritisch denken.
Creativiteit en kritisch denken staan in China, Rusland en Brazilië niet hoog op de prioriteitenlijst. In een Westerse democratie zou dat wel zo moeten zijn. Sterker nog. De kracht van een Westerse democratie wordt bepaald door de mate waarin creativiteit en kritisch denken worden verwelkomd en aanvaard. Dus daar moeten we in investeren. In leerkrachten die creativiteit en kritisch denken kunnen stimuleren, in vakken waar daar plaats voor is, in eindtermen waar daar ruimte voor is, en in structuren waar leerkrachten en leerlingen die creatief en kritisch bezig zijn, zich thuis kunnen voelen.
Mijn bezorgdheid
Daarom mijn post van deze week. Wanneer ik spreek over het vak ‘taalkundige, rekenkundige en biologische vorming’, voelt iedereen aan dat er iets niet klopt. Maar als Lieven Boeve spreek over ‘maatschappelijke, economische en artistieke vorming’, dan beginnen er opeens verstandige mensen, die lang gestudeerd hebben, instemmend te mompelen.
En vooral dat laatste baart mij enorme zorgen.