intensieve

Mijn afgelopen jaren op intensieve

coverfoto: pixabay

Ik prijs mij gelukkig met een grote schare vrienden en kennissen met zeer diverse achtergronden. Soms levert dat verrassende pareltjes op. Getuigenissen die je doen slikken. Dit is de anonieme getuigenis van een van die vrienden.

Jan

Zomer 2019

Na gedurende een heerlijke periode te hebben kunnen genieten van onze roze wolk, mocht ik weer van start gaan op de spoedafdeling. Via het mobiele systeem waarin ik werkte, werd ik telkens voor enkele maanden aan een afdeling toegewezen. Stiekem was ik blij dat ik terug aan de slag kon op een afdeling, waar ook intensieve zorg aan bod komt.

Het was intussen iets meer dan 2 jaar geleden dat ik mijn vaste stekje op intensieve zorg achterliet. Daar had ik mij jaren met hart en ziel ingezet tot de verveling steeds vaker de kop op stak, contradictorisch dat ik net het geven van die zorg begon te missen.

Herfst 2019

Mijn inloopperiode zat er op, ik voelde me helemaal in mijn element. De voldoening die ik haalde uit de zorg die ik kon bieden, gaf me energie. De ene keer ging het om iemand die een klein ongeval had, de andere keer om een groot ongeval. De ene keer ondersteunde ik iemand die aan het overgeven was, de andere keer was er een vermoeden van een hartprobleem. Elke dag en zelfs elk uur had een andere intensiteit, elke patiënt had een eigen verhaal.

Met het herstarten van een nieuwe academiejaar, maakte ik zo kennis me ‘de student’ als patiëntenpopulatie. Doorgaans hadden ze – nadat ze hun lijf leeg gekotst hadden – monitoring nodig, kregen ze een infuus (tegen de kater en als toegangsweg, voor als het toch de verkeerde kant zou opgaan), een bed en een warm dekentje. Vooral ’s morgens konden er grappige gesprekken volgen, als ze met schaamrode wangen ontwaakten. Je moest dan wel tegen een geurtje kunnen. Niet elke student hield zijn luier droog.

December 2019

Het coronavirus SARS-CoV-2 deed zijn intrede in Wuhan, een verhaal u allen gekend. Het nieuws volgde ik van ver, het voelde ook aan als ‘van ver’. In mijn werktijd doken in die periode meer oudere mensen op met een heupfractuur (het kon al eens glad zijn). Ook kwam ik toen meer in contact met mensen die ongetwijfeld bergen levenservaring hebben, de ene ging er zwijgzaam mee om en de andere spraakzaam; maar beiden hadden ze nood om tijdelijk te ontsnappen aan die rugzak door (teveel) van hun favoriete product(en) te gebruiken.

intensieve 2

foto: pexels

Februari 2020 …

Die ‘van ver’ is razendsnel verander in ‘van dicht’. De eerste patiënten met COVID19 in België meldden zich aan. Nog steeds ben ik mijn leidinggevenden dankbaar over hoe goed ze de afdeling en organisatie hierop hebben voorzien. Mijn angsten om bij zoiets ongekend in de frontlinie te staan waren zeker aanwezig. Op het moment dat er bij de bevolking een strijd heerste om wc-papier, zat ik er niet zozeer mee in om misschien tijdelijk een washandje te moeten gebruiken, maar had ik vooral schrik. Schrik voor de onzekerheid of ik de volgende dag een nieuw FFP2 masker zou kunnen gebruiken, of een 2ehands dat gesteriliseerd zou zijn (gelukkig heb ik steeds een nieuw kunnen aandoen!).

Of wanneer isolatieschorten niet meer per gebruiksbeurt waren, maar per patiënt. Dan kan je alleen maar hopen dat anderen die schort ook op een correcte wijze uit trekken, zodat je het virus niet op je lijf krijgt en niet meeneemt naar huis. Dat je zelf niet geïnfecteerd geraakt en je geliefden hun gezondheid niet in gevaar brengt… . Voor het zekerste dan toch maar aanschuiven, om te douchen voor het naar huis gaan.

Dus ja, ik ben dankbaar dat we nooit helemaal zonder beschermingsmateriaal vielen.

Hierdoor zal je ook wel begrijpen dat ik het heel triestig vond, er zelfs kwaad van werd, toen bij de inzamelstrijd werd overgegaan van wc-papier naar dit noodzakelijke beschermingsmateriaal. Maskers bleven voortaan niet meer op de verzorgingskarren staan, maar gingen achter slot, omdat ze te snel verdwenen. Ook qua handschoenen werd toen gekocht wat er te verkrijgen was. (Die afwisseling in kleurtjes was op zich dan wel weer leuk).

Op een gegeven moment gaf ik 1 op de 3 patiënten educatie over de onzin van het dragen van handschoenen als preventiemiddel tegen corona. Er waren mensen bij die deze zodanig lang droegen, dat het zweet er uit kwam gelopen. En nog begrepen ze niet, dat ze een ware broeihaard aan micro-organismen hadden gecreëerd op hun handen. (Het verschil met gebruik in de gezondheidszorg is dat de handen voor en na het aan- en uitdoen worden ontsmet. De handschoenen dienen om niet in contact te komen met lichaamsvochten).

Een keer trof ik op de brancard een dame aan met een groene vinger, die van tussen haar billen tevoorschijn kwam. Het ging hier nota bene niet om haar eigen vinger, maar wel over verschillende handschoenen die ze zich had toegeëigend en probeerde weg te moffelen… kwaadheid dus.

De afdeling werd verschillende malen hervormd, afhankelijk van de hoeveelheid patiënten die zich potentieel met COVID19 aanmeldde. Eén ding bleef wel constant: de aanhoudende werkdruk.

… en verder

Wanneer we ons in een coronapiek bevonden, was het van het ene isolatiepak in het andere. Ik werd zo wel een meester in het uitvoeren van alle onderzoeken bij een patiënt, zonder beroep te moeten doen op een collega om iets aan te geven. Meestal was die er niet, omdat hij zelf in een isolatiebox bezig was.

Als de golf van COVID19 aanmeldingen dan wat ging liggen, kwam er een golf van patiënten die leken te wachten tot het wat rustiger was in de ziekenhuizen. Jammer genoeg hadden sommigen onder hen dan aandoeningen, die hier niet op konden wachten. Zo ontmoette ik een meneer met een mond die hij niet meer kon sluiten. Hij verontschuldigde zich, omdat hij zich aanmeldde, terwijl hij wist dat het zo druk was. Maar hij begon het echt vervelend te vinden, dat zijn speeksel nu al twee weken uit zijn mond bleef lopen.
Deze meneer had zich in normale tijden waarschijnlijk de dag zelf aangemeld. Dan had wij hem nog kunnen helpen bij zijn beroerte.

Of die dame waarbij uitzaaiing misschien was verhinderd, als ze geen weken had gewacht met haar agressieve kanker.

intensieve 3

foto: unsplash

Binnen de zorg die ik toepas, maak ik al graag eens ‘gebruik’ van een begeleider (een familielid of goede vriend), uiteraard met akkoord van zowel patiënt, als begeleider. Dit levert meer dan eens verrassende blikken en reacties op; niet alleen streelt deze aanwezigheid de waardigheid van de begeleider, de ontspannenheid waarmee dit gebeurt brengt meer dan eens rust bij patiënt en begeleider.

Zo vroeg ik eens aan een man die zo ver mogelijk opzij bleef om zeker niet in mijn weg te staan, om op de stoel naast zijn vrouw plaats te nemen. Daarna vroeg ik om de prikplaats, waar het mij niet gelukt was om een infuus te plaatsen, voor minstens 5 minuten af te duwen zodat zij geen blauwe plek zou krijgen. Na onwennig gegniffel tussen beiden en zinnen als ‘amai hoe lang is dat geleden dat wij zo hand in hand zaten?’ ontstond er een vertederende avond, ok al brachten ze die hele avond door op de spoedafdeling. Een ontroerend moment zowel voor hen als mij.

Helaas, net zoals de corona-curve wijzigt, verandert ook het bezoekersbeleid in het ziekenhuis, evoluerend van onbeperkt bezoek, naar twee bezoekers, naar één bezoeker, tot zelfs geen bezoek. Dat laatste is onmenselijk, in de eerste plaats voor de patiënt, voor de familie en vrienden, maar ook voor de vele zorgmedewerkers.

Ook die fase maakte ik mee. Een belangrijk gevolg? Dat er heel veel afscheid werd genomen op de spoedafdeling. Want daar mocht gelukkig wel nog één persoon de patiënt vergezellen.

Eén afscheid: een blik van een man zal me nog lang bijblijven. Hij had een COVID19-infectie opgelopen en haalde met zuurstofondersteuning net de minimumvereiste zuurstofwaarden in zijn bloed om niet naar intensieve zorg te moeten gaan. Hij was een van de eerste patiënten met corona die ik verzorgde en zijn prognose zag er niet goed uit. Maar wie zou ik zijn om zijn hoop te ontnemen. Hoop ontnemen kon ook strijdlust ontnemen. Althans die gedachten maalden door mijn hoofd.

Bovendien was het toen nog heel koffiedik kijken wat COVID19 zou teweegbrengen in onze sterke gezondheidszorg en specifiek bij hem. Wanneer hij naar zijn kamer mocht gaan, zei zijn vrouw kort ‘allé tot volgende week dan’. Ik zag in die man zijn ogen een zwaar verlangen naar een innige omhelzing. Dit kon ik niet zo laten. Ik zei voorzichtig tegen de vrouw dat ze hem nog een kus en knuffel mocht geven, waarna ze dit met een verwarde blik deed.

De man leek mij door te hebben, tranen sprongen in zijn ogen, hij genoot van de knuffel en begreep dat dit de laatste kon zijn.

Hierna ontstond een stiekem verlangen dat de volgende patiënt weer één van die mensen zou zijn die even zijn rugzak wil afzetten, of – nog beter – een van die studenten die teveel plezier hadden. Gewoon omdat die zorg mentaal minder zwaar is. Maar waar waren die plots naartoe?

Lees het niet verkeerd, nog steeds gaf mijn werk mij energie en ik haalde veel voldoening uit de geschonken zorg. Maar die schrijnende verhalen namen ook steeds meer, beetje bij beetje, stukjes van mijn energie weg. Gelukkig waren er ook vele mooie momenten met het team en werden mooie gebaren gebracht door de maatschappij. Zo kregen we wekenlang elke vrijdagavond lekkere frietjes. Op zaterdag werd er al eens pizza geleverd of een dankbare burger trakteerde met een heerlijke fruitmand; om het dan over andere voorbeelden te hebben dan de slogans die uitgehangen werden en de applaus-avonden.

Ik ben blij met de ervaringen die ik heb mogen genieten, maar ik ben ook blij dat ik deze periode na anderhalf jaar achter mij heb kunnen laten. Ik oefen nu een job uit waarin ik mijn energie nog meer in kwijt kan, maar vooral, ik kan er meer energie uit halen.

Momenteel gaat het moeilijk op vele (spoed- en intensieve) zorgafdelingen, mijn collega’s hebben het zwaar, onze huisartsen hebben het zwaar, de gezondheidszorg heeft het moeilijk. Er is veel uitval, niet alleen door quarantaine.
Dingen die u misschien al heeft opgepikt of misschien zelfs niet meer wilt horen.
Maar ik wou het toch even kwijt.

Mijn boodschap voor jou: wees lief voor elkaar en dankbaar voor wat je hebt. Maar – bovenal – geniet van de kleine dingen des leven!



Wil je op de hoogte blijven van mijn plannen voor morgen of overmorgen? Of misschien zelfs die van vandaag? Schrijf je in op mijn Nasbrief.