17 nov Een romaneske kroegentocht
De volgende uitzending van Te Boek!, het programma dat Jan Lievens en ik maken voor Radio Lede, draait rond het thema ‘Wie schrijft, die blijft … graag hangen in cafés’ (*). De perfecte aanleiding om de bibliotheek in te duiken en op zoek te gaan naar romans die draaien rond drank en cafés. Een tocht in drie zeer verschillende, maar zeer vloeibare etappes.
1) Postkantoor – Charles Bukowski
De sex is mechanisch, het zuipen is mechanisch, het sorteren van de post is mechanisch. En toch pakt het boek je, omdat het op een directe, accurate en eerlijke manier de onderkant van de maatschappij beschrijft.
Charles Bukowski (1920 – 1994) is een Amerikaans schrijver met Duitse roots. Zijn jeugd wordt gekenmerkt door armoede, tegenslagen en een gewelddadige vader, zijn jonge jaren door een zwerftocht langs goedkope pensions, whiskyflessen en simpele baantjes. Ondertussen schrijft en publiceert hij wel kortverhalen en gedichten. In 1969 neemt hij na 11 jaar ontslag bij de post. Een maand later verschijnt zijn eerste roman ‘Postkantoor’.
Postkantoor is – net als veel van zijn romans – zwaar autobiografisch. Hoofdpersonage Henry Chinaski speelt met veel verve de rol van de auteur. In een zeer directe stijl – korte zinnen, staccato woordgebruik, realistische beelden – portretteert Bukowski zijn alter ego als een dropout die leeft aan de rand van de samenleving. Vaak met geldgebrek, altijd met een fles in de buurt, en verrassend vaak met een paar vrouwenbillen om tegen aan te schurken.
Bukowski is een mengeling van rauwheid, directheid, humor en mildheid (al is dat eerder tegenover Chinaski, dan tegenover de rest van de samenleving).
Dit boek geeft geen goesting om postbode te worden, om een glas whisky in te schenken of om met een schone medemens onder de lakens te duiken. Toch pakt het boek je, omdat het op een directe, accurate en eerlijke manier de onderkant van de maatschappij beschrijft.
2) In het café van de verloren jeugd – Patrick Modiano
Patrick Modiano is een grote naam in de Franse literatuur. Dat bewijzen niet alleen zijn Grand Prix du Roman en zijn Prix Goncourt, maar vooral zijn Nobelprijs voor de literatuur uit 2014. Zijn kindertijd wordt gekenmerkt door een afwezige vader, Albert Modiano, en altijd tourende moeder – de Vlaamse actrice Louisa Troublijn – een vroeg gestorven broer Rudy en een rist kostscholen. Die jeugd bepaalt voor een groot stuk zijn werken, waarin herinneringen aan, en een zoektocht naar zijn eigen jeugd centaal staan.
‘In het café van de verloren jeugd‘ (oorspronkelijk ‘Dans le café de la jeunesse perdue’) begint in café Condé, waar een groep jongeren en oudere jongeren regelmatig samen komen. In het schoon Frans omschrijf je deze groep als een bende ‘Bohémiens’, in het schoon Vlaams als een nieuwe fanfare van honger en dorst. Deze groep verdrijft de tijd op een typisch zinloze en doelloze manier, tot Louki ten tonele verschijnt. Maar wie is Louki?
Daar komen we maar zeer geleidelijk achter, dankzij de telkens verschillende vertellers (de anonieme mijnbouwstudent, privédetective Pierre Caisley, Louki zelf en haar minnaar Roland). Louki is op zoek. Op zoek naar veel. Naar haar jeugd, naar haar vader, naar zichzelf, naar telkens weer en nieuw begin, naar een uitweg. En op de achtergrond speelt Parijs de eigenlijke hoofdrol. Haar boulevards, haar parken, haar cafés, haar ‘neutrale zones’.
‘In het café van de verloren jeugd’ is een dunne romen, slechts 145 bladzijdes, maar een roman die raakt, eens de eerste drinkgelagen voorbij zijn.
3) De helaasheid der dingen – Dimitri Verhulst
Om deze romaneske kroegentocht af te sluiten koos ik ‘De helaasheid der dingen’ in de veronderstelling dat ik wel de film gezien had, maar niet het boek gelezen. Een lacune die ik dringend wou opvullen.
Ik was mis.
Vanaf de eerste zinnen kwam het boek weer terug. Het verhaal van Dimitrieken, zijn pa en zijn nonkels die samen wonen bij de moeder en een levenspad volgen dat voornamelijk langs, door en in cafés loopt. Maar wat ook direct terug kwam zijn de prachtige zinnen en de interessante structuur. Ik heb de laatste 3 boeken die ik las aangeprezen omwille van hun directheid en hun scherpte en het gebrek aan overtollige woorden. Wel, Dimitri Verhulst gebruikt ook geen overtollige woorden, ook al gebruikt hij meer woorden dan Arturo Barea, Ismail Kadare en Charles Bukowski samen. Ieder woord staat op zijn plaats, ieder woord voegt iets toe. En die woorden smelten samen tot prachtige volzinnen.
Ook de structuur is heel sterk. Spijtig genoeg herinnerde ik mij van dit boek vooral de anekdotes: het Belgisch kampioenschap drinken, de ronde van Frankrijk, de schunnige liedjes, het café met de tripel drinkende bok in het naburige dorp.
En toch is dat niet het belangrijkste. Dat is de sfeer die Verhulst schept om zijn verhaal te vertellen. Dankzij de structuur kom je geleidelijk te weten hoe het Dimitrieken is vergaan eens hij het grootmoederlijk huis verliet. Hij zijn relatie met zijn vader en andere naasten evolueerde en hoe hij vocht om zich en plaats te veroveren in een maatschappij die het zeer moeilijk heeft om met Dimitriekes om te gaan.
Een prachtig boek. Sterk vertelt, straf opgebouwd en o zo mooi geschreven.
(*) Hugo Matthysen